Over TIOL (volledig)

Aan het Van Starckenborghkanaal in Zuidhorn ligt het prachtige tennispark van Tennisvereniging TIOL. Het park heeft zes banen met een gezellig clubhuis en een mooi terras. Door de zogenaamde smash-court banen kan het hele jaar door worden gespeeld. Op dit moment telt de vereniging ongeveer 300 leden.

Tennis is een ontspannende en gezonde sport in de buitenlucht èn voor alle leeftijden. Je kunt het spelen als je 7 jaar bent en nog steeds op je tachtigste. Een voordeel van tennis is dat je niet op een heel team hoeft te wachten, maar al met één ander persoon de baan op kunt om te spelen.

Tennisvereniging TIOL (Tennis Is Onze Lust) is opgericht in 1909. Er waren toen 20 leden die in lange broek en lange jurk de ten nog elitaire tennissport beoefenden. Er is sindsdien veel veranderd, zoals het verplichte witte tenue, de ballotagecommissie en het in verenigingsbezit zijn van de rackets en de ballen. TIOL is er voor iedereen, van jong tot oud en van iedere levensovertuiging.

 

Geschiedenis

In 1909 is Noordhorn een vrij kleine gemeenschap van nog geen duizend inwoners. Het dorp is voornamelijk op de landbouw gericht met daarnaast wat winkeliers en ambachtslieden. Het verkeer van Groningen naar Leeuwarden ging nog door het dorp en het Van Starkenborghkanaal was er nog niet. Het openbaar vervoer was gebrekkig en auto’s waren er nauwelijks. Kortom een betrekkelijk geïsoleerd dorp. Het leven bestond uit hard werken, zes dagen per week; vrije tijd was schaars.

De enigen die wel over wat vrije tijd beschikten waren de jongeren, zolang ze nog op school zaten en nog niet getrouwd waren. Veel verenigingen waren er toen nog niet. Er was een ijsclub in Briltil, een zangvereniging en de Rederijkerskamer ‘Vooruitgang Zij Ons Doel’. Voor zijn vertier was men op het eigen dorp aangewezen en moest men zich zelf vermaken.
Dit laatste lukte uitstekend; bijvoorbeeld in de schuur van de commissionair in granen, Wieringa, in de Langestraat. Daar werd door de jeugd muziek gemaakt, gedanst en werden spelletjes gedaan. De ambities gingen verder. De Wieringa’s hadden familie in Warfhuizen waardoor zij in contact kwamen met een tennisclub in Roodehaan vlak over de brug over het Reitdiep. Die club was in 1906 opgericht. Met Jo Lijfering, eigenaar van het café Halfweg aan de Frieschestraatweg, kwam de jeugd van Noordhorn overeen dat zij een deel van zijn uitgestrekte tuin voor de aanleg van een tennisveld mochten gebruiken. Lijfering zag waarschijnlijk uit commerciële overwegingen wel wat in een tennisclub.

TIOL is toen uiteindelijk in het voorjaar van 1909 opgericht, zeer waarschijnlijk in de maand mei. De precieze oprichtingsdatum is helaas niet bekend. De oprichters wisten zich de datum niet meer te herinneren. En hij is ook nergens opgetekend: het eerste notulenboek van de vereniging is op een kwaad moment zoek geraakt.
De groep oprichters bestond uit acht jongens en acht meisjes, in de leeftijd van 18 tot 20 jaar. De meisjes waren Mien Kooij, Jet de Boer, Anna Westerhuis, Anna Feringa, Hilje Homan, Martha Wieringa en twee Martjes Iwema. Johannes Homan, Klaas en Tjaart Wieringa, Jan de Boer, Bertus de Boer, Willem Siccama, Harm Kooij en Gerrit Troste waren de jongens. De meeste (10) waren van boerenafkomst, er zat verder een domineeszoon bij, 3 kinderen van een commissionair en twee van een vroegere café-eigenaar.

Wie de naam TIOL (Tennissen Is Onze Lust) heeft verzonnen is niet bekend. De officiële naam was Lawn-Tennisclub “T.I.O.L.”. Op gras werd er overigens niet gespeeld. De benaming Lawn-Tennisclub was deftig en herinnerde aan de Engelse herkomst van het spel.

De baan is door de oprichters zelf aangelegd. Aanvankelijk was hij van zand (leem) dat met een kar uit Leek was aangevoerd. Met een rol is het veld verdicht en egaal gemaakt. Het aandeel van de meisjes bestond in het knopen van het net. Na een paar jaar is de baan in een asfaltbaan veranderd. Het tennismateriaal, de rackets en de ballen waren eigendom van de club. De rackets en de ballen werden met het net in een grote kist bewaard die in de grote zaal van het café van Lijfering stond. Voor het spelen werd het net opgehangen waarna het na afloop weer werd weggehaald.

Dat de rackets gemeenschappelijk bezit waren, heeft overigens niet erg lang geduurd. Aleida Poll, de eerste ster van TIOL en in 1914 lid geworden, had net als haar broer Hendrik zelf al een racket. Zij waren daarmee waarschijnlijk wel de eersten. Vanaf omstreeks 1920 was een eigen racket normaal. Dat de ballen van de vereniging waren is veel langer gebruik gebleven. Dit symbool van eenheid heeft tot in de jaren zestig standgehouden.

Van het peil van het tennissen moet men zich niet al te veel voorstellen. Men moest het spel zelf leren: veel oefenen overigens zonder trainer en naar anderen kijken. Er was ook geen speciale tenniskleding. Die is pas later gekomen toen het spel het eerste wat primitieve stadium was ontgroeid. Aanvankelijk werd er door de leden uitsluitend onderling gespeeld. Na enige tijd werden er ook wedstrijden georganiseerd tegen naburige tennisclubs zoals uit Roodehaan en tegen een paar jongere verenigingen uit Aduard, Bedum en Grijpskerk. De contacten mondden uiteindelijk uit in de oprichting van een regio tennisorganisatie, de Tennisbond “Het Noorden” (THN). Dat was in 1915.

De eisen die men aan een tennisclub stelde werden langzamerhand hoger. De baan in Noordhorn kon op den duur niet meer voldoen aan deze eisen. De mogelijkheden, om de baan te moderniseren, ontbraken. Waarschijnlijk zag Lijferink ook niet meer zoveel in de tennisvereniging waarvan het ledental sterk was teruggelopen.
In 1923 kreeg TIOL uit Zuidhorn een aanbod van cafébaas Goosen Groenendal om in Zuidhorn te komen spelen. Groenendaal was bereid een baan aan te leggen achter het café, op de plaats wat nu de Gast heet.

TIOL maakte zo gedurende vele jaren gebruik van de baan aan de Gast. Begin jaren 50 werd het café over genomen door Dhr. Wegter. Met Wegter waren veel conflicten over de banen. Er werd weinig aan onderhoud gedaan en de leden van TIOL werden ervan beschuldigd dat zij te weinig zouden consumeren in het café. Wegter werd tot opluchting van TIOL in 1954 opgevolgd door Berend Balk. Balk had veel meer hart voor de banen dan Wegter. Met hem viel dan ook te praten over een hoognodige opknapbeurt van de eerste baan. Voor het eerst is er toen ook een schriftelijk huurovereenkomst gesloten. Wijs geworden door de vele moeilijkheden met Wegter werden allerlei zaken tot in detail geregeld.

De grote opknapbeurt van de eerste baan heeft in 1954 plaats gehad. Het hekwerk, waarvan de kwaliteit door de storm van 1 februari 1953 (de dag van ‘De Ramp’) nog verder achteruit was gegaan, werd vernieuwd. Er werd een nieuw tennishokje gebouwd en over de bestaande baan werd een nieuwe toplaag aangebracht. De leden van de vereniging hebben flink meegeholpen. Er volgde een lyrisch verslag in de Groningse Tenniswereld: “Het geheel ziet er keurig uit, het kleureffect van het rood van de baan tegen het wit van het er omheen liggende kalkgrit is zeer fraai”. Smid en Hollander zorgden voor de toplaag.

Helaas duurde de vreugde slechts kort. De oudere lagen van de baan gingen werken en al gauw kwamen er de bekende scheuren in het beton. De ergernis was groot. De restauratie had meer dan fl. 1200,- gekost, waarvan Balk overigens de helft voor zijn rekening had genomen. In 1956 was er voor het eerst sprake van het aanleggen van een gravelbaan. De eerste baan blijven opknappen was weinig zinvol. Een afdoende verbetering was niet te realiseren zolang de ondergrond van tegels intact werd gelaten. In 1959 was het dan eindelijk zover. Voor de financiering deed men een beroep op de gemeente.

Het bleef uiteindelijk niet bij deze ene gravelbaan. In 1962, het ledenaantal was sinds 1960 met ongeveer 40% toegenomen, is besloten om een tweede gravelbaan aan te leggen. Op advies en met financiële ondersteuning van de gemeente zijn toen twee extra banen aangelegd. In 1970 werden in de kleedkamers, die aan het eind van de jaren vijftig aan de achterkant van de zaal van Balk waren aangebracht, douches geïnstalleerd. Dat was de laatste verbetering van de accommodatie voor de stormachtige groei van de vereniging in de jaren zeventig.

Hoe zou iemand die in 1975 in Zuidhorn kwam wonen en elders al had getennist tegen TIOL hebben aangekeken? Wat hij zou zien waren drie gravelbanen met gespijkerde vaak hobbelige lijnen en een houten hokje op de eerste baan met een niet geheel duidelijke bestemming. Dwars op de eerste baan lagen twee andere banen en een veel groter stenen gebouwtje met daarin banken waarin het gravel wordt bewaard. Verder op de voorste baan een antieke houten scheidsrechtersstoel. Sanitaire voorzieningen waren er nauwelijks. Er waren twee kleedkamers achter de grote zaal van het café, met een douche, een wasbak en een geiser. de gister werkte overeigens alleen tijdens de wedstrijden. Er moest zelf voor lucifers worden gezorgd om de geiser aan te steken. Een toilet was nergens te bekennen. Door de week werd gebruik gemaakt van het toilet in het café, als de deur tenminste open was. Heel vaak was dat niet het geval. De mannelijke tennissers deden ‘het’ in het afwateringsslootje van het café dat langs de banen loopt of achter het tennishok op de achterste banen. Na het tennissen was er geen gelegenheid om eens lekker te zitten, wat te drinken en na te praten. Het café trok niet zo erg.

Een wat primitieve vereniging dus met aarzelende geluiden in de richting van modernisering. Toch ook wel een erg aardige club: de kwaliteit van de banen was op zich niet slecht; er kon bijna onbeperkt worden gespeeld ondanks de 258 leden in dat jaar. De sfeer was goed. Tijdens het Pinkstertoernooi was het extra gezellig mede dankzij de drukte en de stralende zon. Op maandagmiddag tijdens de finales was er veel publiek. Men lag in het gras of zat in de zelf meegebrachte kampeerstoelen. Het primitieve had ook duidelijk zijn charme.

Accomodatieverbetering en -vernieuwing waren de belangrijkste beleidspunten binnen de vereniging in de tweede helft van de jaren zeventig. Het zag er naar uit dat vereniging nog wel geruime tijd zou blijven groeien. Drie banen zouden dan volgens de normen van de KNLTB (75 spelers per baan) te weinig zijn.
Er werd naar uitbreiding van de baancapaciteit gezocht. Aanvankelijk was het mogelijk dat op het bestaande terrein, met veel passen en meten, een vijftal banen konden worden gerealiseerd. Voor een clubhuis was dan echter geen ruimte meer en ook verlichting van de banen was niet mogelijk. Dit plan is echter niet doorgegaan. Toen Balk ook niet bereid bleek de huurovereenkomst met TIOL te verlengen (hij had andere plannen met de ruimte) heeft men de koers verlegd. Men is gaan onderzoeken of er niet elders in Zuidhorn ruimte was voor het opzetten van een geheel nieuw tenniscomplex. Dat was een hele stap, want TIOL had meer dan vijftig jaar aan De Gast gespeeld en de vereniging was daar volwassen geworden.

Gelukkig was er een prachtig terrein beschikbaar en was de gemeente bereid de stichtingskosten en (een belangrijk gedeelte van) de exploitatiekosten voor haar rekening te nemen. Op 4 april 1981 werd het nieuwe banencomplex aan het Van Starkenborghkanaal geopend. Ook het architectonisch gezien zeer opmerkelijke clubhuis werd toen in gebruik genomen. De naam van het clubhuis, De Serre, werd door Martha Wieringa een van de zestien oprichters van de vereniging onthuld. Het was wel even wennen aan het nieuwe afhangsysteem, waarmee men een half uur speeltijd kon reserveren, aan de automatische sproeiinstallatie en aan het optreden als barkeeper. Een vervolmaking van het geheel was de lichtinstallatie, die in 1982 werd geïnstalleerd. De gravelbanen zijn in 1998 veranderd in french-court banen. Deze nieuwe banen zijn ook in de winter te bespelen.

Kortom TIOL heeft de beschikking over een tenniscomplex om “U” tegen te zeggen.